Het menselijk skelet bestaat bij de geboorte uit 350 botjes. In de loop van de tijd vergroeien verschillende botten met elkaar zodat een volwassen skelet uiteindelijk bestaat uit ongeveer 206 grote en kleinere botten. Per persoon kan het uiteindelijke aantal botten enigszins verschillen omdat sommige mensen bijvoorbeeld een extra paar ribben hebben of omdat in het stuitje drie maar soms ook vier werveltjes met elkaar vergroeid zijn. De botten zitten vast aan gewrichtsbanden en pezen en vormen een beschermend en ondersteunend stelsel voor de spieren en organen in het lichaam.
Binnen de medische wetenschap wordt het skelet onderverdeeld in 2 delen. Het axiale skelet bevat 80 botten en bestaat onder andere uit de schedel, de wervelkolom, de ribben en het borstbeen. Het appendiculaire skelet bevat de botten van de ledematen (armen en benen) de schouderbladen en de bekkenbotten en telt in totaal 126 botten. Het grootste bot in het menselijk lichaam is het dijbeen.
Er bestaan kleine verschillen tussen het skelet van mannen en vrouwen. De botten van vrouwen zijn over het algemeen kleiner en lichter dan de botten van mannen. Daarnaast is de bekkenholte bij vrouwen breder om het baren van kinderen mogelijk te maken.
Structuur van de botten
Bot is levend weefsel en bestaat hoofdzakelijk uit bindweefsel en mineralen. Het bindweefsel zorgt voor een fijnmazig netwerk in de botten dat verstevigd wordt door mineralen. Met andere woorden de mineralen, vooral calcium, zorgen voor de hardheid van het bot. Botten zijn het sterkste en hardste materiaal wat zich in ons lichaam bevindt, dat wil zeggen levend bot, want dood bot kan heel makkelijk breken. Botten zijn niet massief maar bevatten hele kleine holtes die het bot ook relatief buigzaam maken. De botten worden voorzien van bloed door bloedvaten en worden omgeven door botvlies. In dit botvlies zitten zenuwen zodat de botten gevoelig zijn voor pijn.
Er bestaan twee soorten botten: pijpbeenderen (de holle beenderen) zoals bijvoorbeeld in onze armen en benen en platte beenderen zoals bijvoorbeeld de schedel. Botten groeien in de lengte vanuit groeischijven die zich in het bot bevinden.
De buitenste laag van de botten is hard en compact, de binnenkant van het bot is het meest te vergelijken qua structuur met een spons. Daarom wordt dit bot ook wel sponsachtig bot genoemd. De verhouding tussen hard en sponsachtig bot varieert per bot. Zo bestaat bijvoorbeeld het heupbot voornamelijk uit hard bot en de ruggewervels bestaan voor het grootste gedeelte uit sponsachtig bot. Dit verschil heeft te maken met de functie van de diverse botten. Kijk hiervoor ook bij de functie van de botten. Hiernaast ziet u een plaatje van de opbouw van pijpbeenderen.
Het beenmerg dat zich binnen in het botweefsel bevindt maakt rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes aan. Naast het beenmerg zitten er cellen in het bot die zorgen voor de botopbouw (osteoblasten) en botafbraak (osteoclasten).
Opbouw en afbraak van botweefsel
Tot de leeftijd van ongeveer 30 jaar wordt bereikt, is de botopbouw groter dan de botafbraak. Dit heeft tot gevolg dat de totale botmassa in uw lichaam toeneemt en wordt ook wel de piekbotmassa genoemd. Uw botweefsel wordt levenslang vernieuwd, er wordt dus steeds nieuw bot opgebouwd en weer afgebroken. De osteoblasten bouwen nieuw bot op en de osteoclasten breken bot af en ruimen dit op. Het totale botoppervlak wordt hierdoor steeds ‘omgebouwd’ zodat onze botten stevig blijven. Dit proces wordt ook wel remodeling genoemd.
Bij osteoporose is de balans tussen botopbouw en botafbraak verstoord. Er wordt namelijk meer bot afgebroken dan opgebouwd. Hierover leest u meer op de pagina wat gaat er mis bij osteoporose?